WAT KAN IK ME NOG HERINNEREN VAN DE PERIODE IC EN AFDELING NEUROLOGIE

Die periode gebeurde er natuurlijk toch wel ontzettend veel. Want dat is ook de tijd, dat ik voor het eerst weer wat kon bewegen.

- Eén van de ergste dingen vond ik, dat ik op geen enkele manier de verpleging kon 'roepen'. Ik kon geen bel indrukken, want ik kon me natuurlijk niet bewegen. En ik kon niet roepen. Dit was soms een beetje beangstigend, want je weet maar nooit waar je iemand voor nodig had. Op een gegeven moment hebben ze een blaasbel aangelegd, maar toen had ik nog geen kracht genoeg om te blazen. We probeerden dat iedere dag en op een gegeven moment lukte het. Maar volgens mij lag ik toen al een dikke 2-2 ½ week zonder. Op een gegeven moment had ik door, dat als ik zelf niet meeademde met het beademingsapparaat, er een alarm afging. Als ik dan iemand nodig had (en dat was meestal voor het wegzuigen van slijm, want daar kreeg ik het benauwd van), hield ik gewoon een tijdje op met zelf ademen, totdat het alarm afging. En dan kwam er iemand.

- Gelukkig was Ger heel veel bij me. Hij maakte dan mijn mond nat met een stokje met schuimrubber er aan. Ook was het heerlijk om koud water uit dat schuimrubber te zuigen, want ik had ontzettende dorst. Ik weet alleen niet, of dat vanaf het begin was of pas in een later stadium.

- Omdat ik niet constant op mijn rug mocht liggen, werd ik een paar keer per dag gedraaid op mijn zij. Maar ik had ontzettende pijn in beide zijden. Ze dachten later dat het artrose was, maar achteraf was het gewoon pijn van het uitvallen van de spieren en daardoor lig je gewoon op je botten.

Dat ik pijn had, wisten ze niet, want ik kon het niet kenbaar maken. Als ze me dan kwamen zeggen dat ze me gingen draaien, kon ik heel voorzichtig nee schudden. Maar waarom, dat wisten ze niet. Vreselijke pijn heb ik dan gehad. Als ik eenmaal op mijn zij lag, vroegen ze, of ik goed lag. Nee dus. Dan gingen ze wat rommelen met kussen, maar nog steeds nee dus. Ze begrepen dus wel, dat ik niet lekker lag. Nou zeiden ze, je hoeft maar een uurtje. En dat was dus niet vol te houden. Uiteindelijk had een verpleegster, Miranda, op een gegeven moment door dat ik pijn had. Ze vroeg het me en ik knikte zo hard ik kon ja. Er werd toen besloten dat ik wel op mijn zij moest af en toe, maar niet langer dan een half uurtje. En dat was zelfs moeilijk vol te houden. Toen ik eenmaal kon praten en Ger was bij me terwijl ik op mijn zij lag, vroeg ik telkens of hij aub wilde vragen of ik terug op mijn rug mocht. Na enig aandringen lukte dat ook wel, maar het ging niet van harte.

- Er was een verpleegster die ik niet zo aardig vond. En misschien vond zij mij ook wel niet aardig. Als zij zich 's morgens meldde dat zij die dag mijn verpleegster was, dacht ik, oh nee alsjeblieft niet. Als zij mij 's morgens ging wassen, deed ze me altijd pijn. Mijn vingers stonden een beetje krom en als je die recht boog, deed dat erg veel pijn. En dan ging zij mij wassen, rang , die vingers recht. Moest mijn rug gewassen worden en een schoon onderlaken aangebracht worden, rang, werd ik op mijn zij gegooid. Dat deed in eerste instantie zeer aan mijn heupen, maar in de tweede plaats rolden mijn armen en benen achter me aan, want die kon ik niet tegenhouden. Ook dat deed natuurlijk erg veel pijn. En volgens mij begreep ze dat niet. Ik was dus niet blij als zij er was. En zij was ook de enige waar ik niet mee overweg kon.

- Ook erg vond ik, dat ik 's morgens om 06.15 uur al wakker werd gemaakt (en wakker maken was: infuus dichtdraaien en ik was wakker), in de eerste plaats voor de tromboseprik. En dan maar wachten tot je gewassen werd door de dagploeg. En dat kon soms wel pas om 10.00 uur zijn. Dan had je al tig keer iemand langs zien lopen en dacht je, ja nu ben ik aan de beurt, nee hoor, liepen ze weer voorbij. En dan maar kijken op de klok, die recht voor me hing. Minuutje na minuutje zie je dan voorbij sluipen, want je hebt niets anders te doen. Dan leef je toe naar ieder bezoekuur. Ger was er gelukkig altijd al om 10.30 uur. En dan bleef hij zo lang mogelijk. Dan ging hij even weg, en was dan meestal om een uur of twee, half drie weer terug tot het eind van de dag. En 's avonds altijd om 19.30 uur tot zo lang het mocht.

- 's Avonds wilde ik het liefst zo vroeg mogelijk gaan slapen. Maar ik mocht waarschijnlijk niet te lang aan de slaapmiddelen, dus 22.00 uur was het vroegst dat ik mocht gaan slapen. Ik lag dan op de klok te kijken tot het 22.00 uur. Eindelijk was het dan 22.00 uur. Ik zag dan verschillende verpleegsters langs lopen, maar ze liepen mijn kamer allemaal voorbij. En dan duurde het soms tot 22.30 uur tot ze pas kwamen. Dan had ik de pest in en dacht dat ze me vergeten waren. Ik besefde dan niet, dat er misschien een spoedgeval binnen was gekomen, waar iedereen bij aan het helpen was.

- Zo heb ik ook twee maal een longontsteking gehad. De eerste was nogal heftig, de tweede was wat minder erg. Er werden regelmatig longfoto's gemaakt. Het ergste daarvan vond ik, dat ik dan met mijn blote rug op een koude, harde, stalen plaat werd gelegd. Hoewel ik nergens gevoel had, was dat toch naar. Alleen al het optillen om die plaat er onder te krijgen deed ontzettend veel pijn. De eerste keer dat ik een longontsteking had, zijn mijn longen door de longarts leeggezogen. Ger heeft gezien, wat daar allemaal aan viezigheid uit kwam. Hier heb ik niets van gemerkt, want het kraantje van het slaapmiddel werd even open gezet en weg was ik.

- Omdat mijn ogen niet goed waren, ik kon ze niet sluiten, zag ik alles dubbel. Recht voor me was een kapstok met twee witte jassen er aan. Die zag ik hangen aan de muur, maar er stond er ook eentje midden op mij bed. De klok tegenover me, zag ik 2x. Als er iemand binnen kwam, kwam er eerst een lilliputter binnen en daarna 'de echte'. Als ik naar het plafond keek, zag ik 4 lampen i.p.v. 2 en 4 ventilatieroosters i.p.v. 2. En: uit die ventilatieroosters kropen broden, gebakjes en beestjes. Die liepen dan van het ene naar het andere rooster en glipten weer naar binnen. Dit kwam waarschijnlijk door de medicijnen.

- Iedere morgen kwamen er verschillende doktoren aan mijn bed om te kijken hoe het ging en om me te onderzoeken. Zo ontdekten ze in het weekend van 15 april (en dat hadden ze natuurlijk ook al gemerkt aan de geringe ontlasting), dat mijn darmen niet goed functioneerden. Na enkele dagen zelfs in totaal niet meer. Er moest dus iets gebeuren. Ik kreeg daarom ook enkele clisma's om de boel weer op gang te krijgen. Net op het moment dat het penibel werd (ze wilden een stoma aan gaan leggen. Ik had altijd gezegd: "als ik met een stoma moet lopen, hoeft het voor mij niet meer". Als je zo ligt, wil je toch verder en dan denk je daar niet aan.) kwamen mijn darmen weer langzaam op gang. Geluk bij een ongeluk dus.

- Mijn geluk was, dat ik na enkele dagen al heel voorzichtig mijn hoofd kon bewegen. Als Ger dan iets aan me vroeg, kon ik in ieder geval ja knikken of nee schudden. Het waren maar een paar centimeters, maar toch: het maakte het communiceren al een stukje gemakkelijker.

Verder communiceerden we via een schrijfblok en het alfabet. Die had Ger in tweeën gedeeld: van a t/m k en van l t/m z. Als ik iets duidelijk wilde maken, hield Ger het schrijfblok tegen zich aan en schreef de letters op, zodat ik ze kon zien. Ik knikte dan omhoog, en dan begon Ger bij l, m, n, enz. Tot de letter die het moest zijn, dan knikte ik ja. En zo gingen we verder tot er een woord of zin stond. Zo konden we toch redelijk goed communiceren, alhoewel het soms wel moeilijk was.

- Om het beademen te vergemakkelijken voor mijzelf (zo'n beademingsbuis in je keel is heel erg irritant. Het is niet alleen de buis in je keel, maar er zitten volgens mij nog meerdere "dingen" aan vast, die achter in je keel zakken, waardoor je braakneigingen krijgt. Je bent dan constant bezig om die dingen met je tong weg te halen, wat heel erg vermoeiend is.), willen ze een zgn. Tracheastoma aan gaan brengen. Dat maken ze een gaatje in je keel en in je luchtpijp, doen daar een of ander apparaatje in, waardoor ze de beademingsmachine daar op aan kunnen sluiten. Ook kunnen ze via dat apparaatje eventueel slijm uit je longen wegzuigen wat je niet op kan hoesten. Dat wegzuigen is dan ook zeer regelmatig gebeurd.

Omdat het geen dringende operatie was, moest ik ergens aan het eind van de dag ingepland worden. Maar telkens waren er spoedgevallen en dan was het weer te laat en werd het een dag uitgesteld. Dit was natuurlijk wel telkens teleurstellend, want als het dan toch moet gebeuren, lig je daarop te wachten. Dus in ieder geval, in het eerste weekend ging het niet door. Uiteindelijk werd besloten, om de operatie gewoon maar op mijn kamer te doen. Dit is gebeurd op woensdag 5 april, dus ruim een week na de opname. Ik ben toen wel onder narcose geweest en kan me er dus niets van herinneren. Wel weet ik dat het een hele opluchting was.

- Ergens in de tweede week komt mijn moeder bij me op bezoek. Ze was al enige dagen bij Ger omdat ze graag naar me toe wilde. Ik weet dat Ger mij dagelijks heeft gevraagd of mam mag komen, maar gezien de situatie waarin ik mij bevind en hoe ik er uit zie, ben ik bang dat ze het niet aan kan om mij zo te zien, dus schut ik iedere keer van nee. Uiteindelijk wil ik toch graag dat mam komt. Omdat mijn ogen zich niet kunnen sluiten, hebben ze pleisters over mijn ogen geplakt met plastic glaasjes daar in. Die beslaan dan en er blijft vocht achter, zodat de ogen vochtig blijven. Door die glaasjes heen heb ik mijn moeder voor het eerst gezien. Ik weet nog, dat Ger alle infusen op zij schoof, zodat mam bij me kon komen. En toen ze me een zoen gaf, zei ze, dat ik lippenstift op mijn wang had. En ze zei me dat ik door moest vechten, maar dat me dat wel zou lukken, omdat ik een vechter was. Ze zei: "Opa zei altijd: Moed verloren, al verloren". Nou, de moed wilde ik natuurlijk niet verliezen.

- Op 6 april (deze datum is bekend, omdat Alexander die dag een mailtje aan diverse belangstellenden had gestuurd) is Alexander voor het eerst bij me geweest. Ik lig natuurlijk nog steeds aan de apparaten en heb nog niet eens tanden in mijn mond. Dat iemand mij, buiten Ger, zo mag zien! Ik denk dat er redelijk goed uitzie, maar later hoor ik toch wel van Alexander, dat hij erg geschrokken is. In het berichtje van Alexander lees ik tevens, dat ik ook mijn schouders wat kan optrekken.

Het tweede bezoek van Alexander was een week later, op de 13e. Ik kan me dit nog wel herinneren, ook dat hij mailtjes van mijn collega's voor heeft gelezen, enkele schunnige opmerkingen heeft gemaakt en dat hij op een gegeven moment van de kamer af moest, omdat de fysiotherapeute kwam. Daarna moesten de verpleegsters iets met me doen, dus Alexander is weggegaan.

- Iedere dag kreeg ik op bed fysiotherapie. In de meeste gevallen door Anja, een ontzettend aardige meid. 's Morgens kwam zij en dan ging ze met mijn bovenlijf aan de gang. Armen bewegen, longen op gang zien te krijgen dmv het inblazen van lucht via een ballon en die lucht moest ik dan proberen uit te blazen. Dit werd ook gedaan om eventueel slijm uit de longen weg te halen. 's Middags kwam ze en dan ging ze mijn benen bewegen, voeten los zien te houden (anders krijg je kans op 'spitsvoeten'. Dat wil zeggen dat als je eenmaal weer kan gaan staan, je alleen maar op je tenen kan staan omdat de spieren te kort zijn geworden.). Ook Ger was hier aldoor mee bezig. Mijn voeten werden aan alle kanten gesteund door kussens om ze in een zo natuurlijk mogelijke houding te zetten. Omdat ik niet kon voelen of mijn voeten nou goed stonden of plat lagen of weet ik veel in welke houding, dan schudde Ger de kussens weer op en deed mijn voeten in de goede houding. Het gekke was, dat als mijn voet op zij gleed tegen het hek van het bed aan, ik wel kou voelde van het ijzer. Ger masseerde ook dagelijks mijn tenen en vingers met babyolie. Totdat er een verpleegster kwam, die dat verbood, omdat ik "van het vet door haar vingers heen glibberde". Toen is hij maar overgegaan op babycrème.

- Op 7 april zagen Ger en Anja, dat ik een vinger bewoog en ook een teen. Dit is natuurlijk al heel erg snel, hetgeen wel erg opmerkelijk was gezien de berichten die we gehoord hadden. Er zou nl. eerst stabilisatie optreden (en die stabilisatie zou een lange periode kunnen duren) en dan pas vooruitgang. Iedereen is dan ook uitermate verbaasd, dat het al zo ver was en dat ik al iets kan bewegen.

- In navolging op wat Anja deed, deed Ger ook oefeningen met mijn armen. Zo legde hij een keertje mijn rechterhand op mijn hoofd. Mijn hand gleed langzaam naar beneden langs mijn gezicht. Dit was de eerste keer dat ik mijn gezicht weer voelde en eigenlijk had ik niet gedacht ooit mijn gezicht nog te voelen. Toen mijn hand op mijn mond lag, heb ik een zoen op mijn hand gegeven. Dit was een erg emotioneel moment.

Toen ik dat eenmaal had gevoeld, wilde ik mezelf ook zien in de spiegel. Ik weet niet of dat op dezelfde dag gebeurde dat Ger een spiegel meenam, maar toen ik mezelf voor het eerst zag, ben ik niet geschrokken. Ook kon ik toen eindelijk zien, hoe de tracheastoma er uit zag.

Het weer zien van mezelf was een hele emotionele ervaring, zowel voor mij als voor Ger. Ik had gedacht dat ik er heel anders uit zou zien, omdat mijn gezicht helemaal stijf was. Hierdoor had ik ook geen uitdrukking. Ik dacht dan dat ik lachte, maar dat gebeurde niet, want ik kon niets bewegen. Vreemd is dat eigenlijk.

- Vanaf 13 april mag ik dagelijks 15 minuten van de beademing af. Ik weet nog, dat ik dat in het begin erg griezelig vond. Je raakt toch aan die 'vriend' gewend. Als jij niet ademt, dan doet hij het wel (Ik heb zelfs een keer gedacht dat Ger achter me in slaap was gevallen. Dat was waarschijnlijk in de eerste periode. Ik sliep toen nog niet met die zware slaapmiddelen en hoorde constant iemand bij me in de kamer zwaar ademen. Maar ik kon niets doen, dus hem ook niet wakker maken. Ik weet wel, dat ik het op een gegeven moment een irritant geluid vond, omdat ik er niet van kon slapen. Achteraf weet ik natuurlijk wel, dat het het beademingsapparaat was. Maar het kan ook niet zo goed geweest zijn, dat ik dit gedroomd heb.) en als je zelf te lang niet ademt, gaat het alarm af. In het begin heb je ook het idee, dat je het benauwd krijgt. Vanaf heden gaan ze de tijd dat ik van de beademing af ga, opvoeren. Op 14 april 20 minuten ieder 2 uur en zo werd dat verder opgebouwd, met als doel, dat ik helemaal zonder beademing kon. Op 18 april mocht ik iedere 2 uur een half uur van de beademing af. De eerste keer waren ze me zelfs vergeten en lieten me een uur liggen. Op 23 april was ik overdag helemaal van de beademing af. 's Nachts durfde ik het nog niet, omdat ik bang was dat ik niet zou ademen en dus zou stikken. Ik mocht zelf aangeven wanneer ik het wilde proberen. Ik heb gevraagd hoe het gaat met slaapmiddelen. Ik ben nl. bang dat als ik van de beademing af ben en niet kan slapen, dat ik dan op mijn ademhaling ga letten en het dan benauwd ga krijgen. Ik kan slaappillen krijgen, dus dat is al een hele verademing. Ik ga het dus maar proberen. Ik denk dat dat de nacht van 24 op 25 april is geweest. Toen dat eenmaal goed ging en ik zowel overdag als 's nachts niet meer aan de beademing hoefde, werd het apparaat weggehaald en werd ook de tracheastoma verwijderd. Ook werden toen de infusen uit mijn lichaam gehaald en werd er gezegd dat ik binnen korte tijd naar zaal mocht. Dit gebeurde dan ook op 27 april. Eigenlijk wilden ze het op de 28e doen, maar toen ik zei dat Ger op de 27e jarig was, wilden ze me op die datum overbrengen naar de afdeling als verjaardagskadootje. Doordat ik van de beademing af was, mocht ik ook weer eten en drinken. Als eerste eten kreeg ik yoghurt met Roosvise. Ger mocht het me voeren. Het was lekker en niet lekker. Lekker om weer iets binnen te krijgen, niet lekker omdat je een beetje slijmerig gevoel in je mond kreeg van de zoetigheid. Drinken vond ik heerlijk, het eten smaakte me totaal niet. Ik kon net een boterham wegkrijgen en van het warme eten kreeg ik de griezels.

- Ca. 18-19 april: Op een gegeven moment kon ik de sondevoeding niet meer verdragen. Ik kreeg dan een branderig gevoel in mijn maag en er kwam maagzuur omhoog. Mijn maag werd dan leeggezogen door de sonde in mijn neus. Eigenlijk kon er dus niets gebeuren, want mijn maag was leeg. Op een dag dat ik weer zo'n branderig gevoel had, was Ger bij me. Ik gaf op een gegeven moment maagzuur op en niet veel later moest ik ook overgeven. Hoe kan dat als je maag leeg is. Het zag er ook een beetje vreemd uit en rook ook raar. Was het wel uit mijn maag of kwam het uit mijn darmen????

- Omdat ik dus last had van de voeding, werd besloten dat er, dmv een kleine operatie, een slangetje achter mijn sleutelbeen ingebracht zou worden, waardoor ik gevoed kon worden met een soort astronautenvoeding. Dit gebeurde ergens rond 19 april. De ader achter je sleutelbeen schijnt een dikke ader te zijn, dus vandaar. Het zou gedaan worden door een assistent van de ??-arts. Hij deed met veel poeha een operatiepak aan, op mijn bed lagen allemaal dingen die niet aangeraakt konden worden.

Dit was toevallig ook de eerste keer dat Edith bij me op bezoek kwam, samen met Ger. Edith moest de kamer verlaten, Ger eigenlijk ook, maar omdat ik graag wilde dat hij er bij bleef, mocht dat. De operatie duurde niet zo erg lang. Ik werd plaatselijk verdoofd. Er werd een klein sneetje gemaakt, waardoor de infuus ingebracht werd. Niets van gevoeld overigens. Alleen bij het hechten had ik wat pijn, want hij naaide buiten het verdoofde gebied. Maar ja, dat kon er ook nog wel bij. Ger heeft alles staan volgen in het hoekje van de kamer achter het beademingsapparaat. Zo kon ik hem de hele tijd zien.

Na de operatie kwam Edith weer terug. Achteraf hoorde ik, dat ze blij was dat ze even van de kamer mocht, want ze was behoorlijk van me geschrokken. Ze had een heel lief kadootje voor me meegenomen. Haar krekeltje (ik had er op kantoor ook eentje en als er stress was, dan lieten we de krekeltjes even krieken.) mocht ik bij me houden tot het moment dat ik weer beter was. Dit had voor ons natuurlijk een speciale betekenis. Ger 'kriekte' dan ook iedere dag een paar keer met het krekeltje. Om me rustig te maken.

- Elke dag kon ik wat meer bewegen. Ik weet nog dat Anja met mijn benen bezig was en dat ze mijn knie omhoog zette. Ik moest dan proberen om die knie in het midden te houden. Wat kostte dat een moeite zeg. Dan wegen je benen wel een ton. Ook de eerste keer dat je je hand of je arm op kan tillen. Wat een gewicht, niet te geloven.

- 24 april: dit was een grote dag. Vandaag heb ik voor het eerst gesproken. Hoe het precies kwam, weet ik niet, maar tijdens het middagbezoek had Ger het met een verpleegster over praten. "Oh", zei ze, "dat kunnen we wel even proberen, maar stel je er niets van voor, want het kan zijn dat de stembanden nog verlamd zijn en dan komt er geen geluid uit". Hoe het precies in elkaar zit, weet ik niet, maar in mijn keel had ik, aan de tracheastoma denk ik, een ballonnetje, die opgepompt was. Daardoor werd de toegang naar de luchtpijp (en dus de lucht langs de stembanden) afgesloten. Als dat ballonnetje leeg gehaald werd (om dat te doen, dan hing er weer iets buiten mijn keel waar ze een soort injectiespuit op konden zetten en zo de lucht er uit konden halen) kon ik dus praten. Ik mocht drie zinnetjes zeggen. Dit was dus wel heel spannend, want voor hetzelfde waren de stembanden nog niet in werking. En gelukkig, het ging: met een luide, hele rare, krakende stem kon ik praten "Kan ik praten. Ja, wat mooi." Vervolgens heb ik de verpleging (die aan kwamen hollen omdat ze iets 'raars' hoorden. Er stonden er zelfs bij met tranen in de ogen.) bedankt voor de goede verzorging en Ger gezegd dat ik veel van hem hield.

Toen was het weer over. Het ballonnetje werd weer opgeblazen en het praten was weer over. Anders zou het ook veel te vermoeiend zijn geweest. Wel werd toegezegd, dat ze 's avonds het ballonnetje weer leeg zouden laten lopen, zodat ik weer zou kunnen praten. Aldus geschiedde. En toen heb ik lang gesproken. Ik kon toen al mijn ervaringen van de afgelopen periode, met name de enge dromen, aan Ger vertellen. Ik denk dat ik toen gesproken heb van 19.00 tot 21.00 uur. De verpleging heeft op een gegeven moment het gordijn en de deur dicht gedaan om ons alleen te laten. Ger had natuurlijk geen idee gehad, hoe ik het de afgelopen periode ervaren had en zeker niet, dat ik zulke enge dromen had gehad. Voor mijzelf luchtte dit natuurlijk ontzettend op om er over te kunnen praten, voor Ger was ik bang, dat hij het zich erg aan zou trekken.

Maar: na mijn verhaal gedaan te hebben, werd het ballonnetje weer opgeblazen en was het weer over met het praten.

- 25 april: Edith komt vanavond op bezoek, omdat Ger vanavond 'mijn' etentje heeft i.v.m. secretaressedag, die vorige week was. Ger had Edith gezegd, dat de verpleging me tijdens het bezoek zou laten praten. Maar omdat ik al grotendeels van de beademing af was, bliezen ze niet telkens het ballonnetje op, waardoor ik weer permanent kon praten. Edith kwam binnen met het idee om gelijk het schrijfblok te pakken om zo met me te gaan praten. Ze kwam de kamer binnen en ik zei: "Hoi Edith de Pedith." Grote verbazing natuurlijk alom toen Edith me hoorde praten. En tranen. Ook Edith heb ik al mijn enge dromen toen verteld.

Vanaf vandaag mag ik dus 'gewoon' weer de hele dag praten. Mijn stem is nog wel zwak, vooral als ik moe ben, dan zakt mijn stem helemaal weg. Maar wat is praten dan heerlijk als je dat al die weken niet heb kunnen doen. Je kan je dan tenminste weer uitdrukken en zeggen wat je wilt of nodig hebt.

- 26 april: ik ben helemaal van de beademing af en morgen mag ik naar zaal. Ger komt op bezoek en heeft over de 100 rode rozen meegenomen voor de verpleging: voor de goede zorgen. Ja, ik heb er toch 4½ week gelegen en ze hebben natuurlijk veel voor me gedaan.

- 27 april: vandaag is Ger jarig en ik mag naar zaal, zijn verjaardagskadootje dus. Om 11.00 uur lig ik klaar om overgebracht te worden. De veilige omgeving van IC moet ik dus verlaten, evenals mijn lekkere bed. Het bed was een met lucht gevuld matras, wat constant bewoog. Dat is dus ook de reden dat ik geen doorligplekken had, ondanks het feit dat ik heel veel op mijn rug gelegen heb ivm mijn zere heupen. Op de afdeling zou ik van het luchtbed overgeheveld worden naar een waterbed. Ook moet mijn blaasbel natuurlijk mee, want ik kan nog steeds niet op een belknopje drukken.

Als ik op de afdeling kom, word ik naar een eenpersoons kamer gebracht. In eerste instantie valt dat een beetje tegen, want ik dacht na 4½ week wat mensen om me heen te krijgen. Achteraf was ik er wel heel blij mee om alleen te liggen. In de eerste plaats voor de rust, want ik was natuurlijk nog niets waard, maar ook omdat er niet zo nauw gekeken werd op de bezoektijden.

Toen het bezoek was, kwamen Ger, mijn moeder en Gerald en Jolanda. Ger zette een gigantische bos rozen midden in de kamer: 100 witte, omdat hij zo blij was dat ik van IC af was.

- 28 april: na al die weken mag ik vandaag voor het eerst weer onder de douche en wordt eindelijk mijn haar weer een keertje gewassen. Ze tillen me uit bed op een brancard met allemaal gaten er in en daarop word ik naar de douchekamer gebracht. Heerlijk gewoon om dat water over je heen te voelen na al die weken van wassen met een washandje.

- Stukje bij beetje begin ik ook wat meer te bewegen. De data waarop wát gebeurde weet ik natuurlijk niet meer. Ik weet dat toen ik van IC af ging, ik mijn rechterarm op kon tillen en ook mijn knieën ietsje op kon trekken. Dan had ik wel moeite om ze ook omhoog te houden, want die kracht had ik nog niet. En langzaam komt mijn linkerhand en arm ook in beweging. Ik weet nog, dat ik op een gegeven moment wel mijn arm op kon tillen, maar dat mijn pols nog niet wilde. Daardoor hing mijn hand dan naar beneden. Ik liet het zien aan Yolanda en Kirsten tijdens een bezoek en opeens ging mijn pols wel recht. Dit waren van die rare dingen. Het ene moment lukte iets niet, het andere moment ineens wel. En als je het dan te vaak wilde proberen, kon het gebeuren dat het ineens niet meer lukte.

Op een gegeven moment mag ik mijn bed uit. Ik word met 'Sarah' uit mijn bed gehesen, wat ik erg griezelig vond. Er wordt dan een mat onder je geschoven en de vier uiteinden hangen ze in Sarah. Dan takelen ze je omhoog en je hangt dan tussen hemel en aarde. Ik was altijd bang om er uit te vallen. En vallen zou fatale gevolgen kunnen hebben, want ik kon me natuurlijk niet tegenhouden. Gelukkig is er niets gebeurd. Ik werd dan in een rolstoel gezet. Te beginnen met een kwartiertje, want ik had natuurlijk lange tijd niet gezeten en je zou dan onwel kunnen worden. Nou dat kwartiertje werd de eerste keer al een uur. De eerste keer dat ik er uit was, kwam Ger kijken. Het was rond lunchtijd, dus mocht hij me gelijk voeren, want zelf eten, dat lukte nog steeds niet.

- Op zaterdag 6 mei was het prachtig weer. Ik zat weer in mijn rolstoel en Ger was op bezoek. De verpleging kwam even kijken en Ger vroeg of ik niet even naar buiten mocht. Nou, dat kon. Kamerjas aan en karren maar. Gelijk even langs de IC gereden om te laten zien hoe het met me ging. Dat vonden ze ontzettend leuk.

Heerlijk was het om even buiten te zijn. De volgende dag kwamen Pa en Ma op bezoek en zijn we weer even naar buiten gegaan. Het was niet mogelijk om langer op de afdeling neurologie te blijven, want in principe was ik "genezen". Daarom werd er een plaatsje gezocht in het Sophia revalidatiecentrum in Den Haag. Dat viel ons eigenlijk een beetje tegen, want we hadden gedacht dat ik in het ziekenhuis zo ver zou genezen, dat ik van daaruit naar huis kon. Maar in een revalidatiecentrum ben je natuurlijk beter op je plaats. Uiteindelijk werd ik daar op 10 mei met de ambulance naar toe gebracht.

Terug naar index Johan

Terug naar de hoofdindex